Schröter-orgels - analyse
Samenvatting analyse
Dispositie
Prestantenopbouw
Tweeklaviers orgels
HW: 8' - 4' - (3') - (2') - (1 1/3') - (1½') - (Sesquialtera) - Mix. - (Cym.)
Pos: (8') - (4') - (2') - (1½') - (Scherp) - (Tertian) - (Sesquialtera) - (Mix.) - (Cym.)
Ped.: (16') - (8')
Fluitregisters
De fluitregisters zijn gemiddeld 36% per orgel aanwezig. Schröter bouwt zijn fluitenkoor uit t/m 2'-hoogte, daarmee wijkt hij af van een aantal tijdgenoten in de Midden-Duitse orgelbouw die het fluitenkoor hebben uitgebouwd t/m 1'-hoogte. Hij maakt, naast het disponeren van de gebruikelijke Quintatön 16' en 8', gebruik van een Subbaß 16', Barem 8', Bordun 8', Flötetraverse 8', Großgedackt 8', Gemshorn 8', Still Gedackt 8', Musikalisch Gedackt 8', Blockflöte 4', Flöte douce 4', Gemshorn 4', Hohlflöte 4', Koppelflöte 4', Nachthorn 4', Spielflöte 4', Spitsflöte 4', Nachthorn 2', Waldflöte (II) 2' en Spitsflöte 2'. Opmerkelijk is in Kerspleben het disponeren van een Waldflöte 2' in pedaal.
Strijkregisters
Schröter disponeerde op 73% van zijn orgels, zoals vele Midden-Duitse orgelbouwers uit zijn tijd deden, op het manuaal een Viola di Gamba 8', een strijkregister dat in de late barokperiode in de Midden-Duitse orgelbouw in opkomst is. In Alach en Herbstleben disponeerde hij daarnaast een Violon 16' in het pedaal.
Lingualen
De lingualen zijn, evenals bij instrumenten van diverse tijdgenoten in de Midden-Duitse orgelbouw, zeer beperkt aanwezig en bezetten gemiddeld 7% van de dispositie. De lingualen zijn voornamelijk als Posaunenbaß 16' op het pedaal gedisponeerd. Opvallend is het regelmatig disponeren van een Cornet 2' in het pedaal. In Herbstleben is, naast de Posaunenbaß 16', een Fagott 16' geplaatst.
Aliquoten
Schröter heeft in zijn dispositie merendeels een Quinta 3' op het Hauptwerk en een Quinta 1½' op het nevenklavier opgenomen. Hij maakt weinig gebruik van een Nassat 3' (ook wel NasatQuint of Liebliche Gemsquint genaamd). Bij alle orgels van Schröter komt een Sesquialtera II voor, al dan niet aangevuld met een Tertiaan II op het neven klavier. Een Cornett wordt niet opgenomen in de disposities van Schröter.
Mixturen
In het merendeel van zijn orgels disponeert Schröter een Mixtur en Cymbel op het Hauptwerk en een Scharff op het tweede klavier. Ook zijn er instrumenten waarbij, naast een Mixtur op het Hauptwerk, het tweede klavier wordt voorzien van een Mixtur of een Cymbel. In Kleinbrembach is Adlung niet duidelijk geworden of er een Rauschpfeif of Cymbel is geplaatst op het Hauptmanuaal.
Nevenregisters
Niet bij alle disposities die door Adlung zijn overgeleverd staan de nevenregisters opgenomen. Bij enkele orgels is er sprake van een Tremulant, Cymbelster, Cimbelglocken (g1, h1, d2, g3) of Vogelgesang.
Koppels
Zoals gebruikelijk bij Midden-Duitse orgels uit de barokperiode plaatst Schröter een koppel tussen de manualen [schuifkoppel] en een pedaalkoppel.
Transmissies
Schröter maakte geen gebruik van transmissies.
Werkindeling
Naast het Hauptmanual en Pedal plaatst Schröter een (Ober)Positiv of Brustwerk. Heel opmerkelijk is de toevoeging van een Rückpositiv in St. Andreaskirche te Erfurt.